Übersetzungen für „letzte letzter letztes“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

letz·te(r, s) ADJ

1. letzte(r, s) (als Abschluss einer Reihe):

letzte(r, s)

laatst

letzte(r, s)

achterst

am Letzten des Monats

de laatste dag [o. op het laatst] van de maand

ein Letztes möchte ich noch sagen

iets zo ik nog willen zeggen

ein Letztes möchte ich noch sagen

tot slot zou ik (het volgende) nog willen zeggen

letzten Endes

ten slotte

letzten Endes

per slot van rekenning

seinen letzten Gang tun

zijn laatste tocht aanvaarden

in den letzten Zügen liegen

ob sterven lieggen

2. letzte(r, s) (äußerst):

letzte(r, s)

uiterst

letzte(r, s)

grootst

letzte(r, s)

hoogst

das Letzte an Einsatz

de uiterste inzet

mit letzter Anstrengung

met de uiterste inspanning

ich habe das Letzte aus mir herausgeholt

ik heb het uiterste van mezelf gevergd

bis aufs Letzte

helemaal, ten uiterste

bis ins Letzte

tot in de kleinste details

bis zum Letzten

tot het uiterste

sein Letztes hergeben

zijn uiterste krachten inspannen

sein Letztes hergeben

alles geven

sein Letztes hergeben

alles op allees zetten

sein Letztes hergeben

zijn laatste cent uitgeven

3. letzte(r, s) (vergangen):

letzte(r, s)

verleden

letzte(r, s)

afgelopen

letzte(r, s)

laatst

letztes Jahr

verleden [o. afgelopen] jaar

im letzten Jahrhundert

in de vorige eeuw

4. letzte(r, s) ugs (schlechteste):

letzte(r, s)

laatst

letzte(r, s)

slechtst

das war wirklich das Letzte!

dat was te gek om los te lopen!

dieser Film war das Letzte

deze film was ontzettend slecht [o. miserabel] !